Van fragmentatie naar samenhang

Essay Mieke Ruiter over netwerksamenwerking voor kansengelijkheid in het onderwijs

In Nieuw-West zijn in de afgelopen jaren talloze maatschappelijke initiatieven ontstaan die zich bezighouden met naschoolse ondersteuning. Dat heeft een rijk en gevarieerd aanbod opgeleverd dat dicht bij de wensen en behoeften van inwoners staat. Tegelijkertijd is daarmee de overzichtelijkheid, zowel voor bewoners als het stadsdeel, onder druk komen te staan. Mieke Ruiter reflecteert op de weg die is gekozen om meer samenhang aan te brengen in het aanbod via de Gelijke Kansen Alliantie Nieuw-West.

Nieuw-West kent, stadsdeel met de meeste inwoners van Amsterdam, een behoorlijke concentratie van sociale problemen – van armoede, schulden en werkloosheid tot onderwijsachterstand. Om hier een antwoord op te bieden zijn vele organisaties in het gebied actief. BOOT (Buurtwinkel voor Onderwijs, Onderzoek en Talentontwikkeling, georganiseerd door de Hogeschool van Amsterdam) is er daar één van. Tijdens mijn eerste werkzame maanden in Nieuw-West raakte ik lichtelijk nerveus wanneer ik een bewoner moest doorverwijzen naar een andere organisatie. Voor mijn gevoel zagen wekelijks nieuwe initiatieven het daglicht en was de wildgroei, fragmentatie en het verloop in het sociaal domein enorm. Nu, een aantal jaar verder zie ik langzaamaan door de bomen het mooie bos. Maar ik kan me goed voorstellen dat bewoners uit Nieuw-West, zeker degene die de Nederlandse taal onvoldoende machtig zijn, bij elke boom radeloos blijven staan. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor scholen die er, zeker in het huidige tijdsgewricht, geen dagtaak van kunnen maken om goed zicht te krijgen op het aanbod van naschoolse ondersteuning.

Kansenongelijkheid manifesteert zich niet alleen in de aanwezigheid van ondersteuning, maar ook in de toegankelijkheid van die ondersteuning. Om meer overzicht te creëren in het aanbod en alle bewoners dezelfde kansen op ondersteuning te bieden, stimuleert stadsdeel Nieuw-West organisaties met vergelijkbare diensten om samen te werken. Hoe krijgt dit vorm in de praktijk? Onder welke voorwaarden overstijgen organisaties het eigen belang en hoe kan een dergelijke samenwerking voor de bewoners zo zinvol mogelijk zijn? In dit artikel bied ik een blik op de dagelijkse praktijk van netwerksamenwerking vanuit mijn ervaringen en geleerde lessen bij de ontwikkeling van de Gelijke Kansen Alliantie Nieuw-West.

Doelgroepleerlingen en naschools aanbod

Alhoewel sociale problematiek zich overal in Amsterdam voordoet, is niet elke wijk of buurt hetzelfde. De gemeente probeert een heldere verbinding te leggen tussen de opgaven en gewenste resultaten die een gebied typeren en de ‘sociale basis’ van voorzieningen die zij subsidiëren. Hiervoor is een Gebiedsgerichte Uitwerking (GU) opgesteld. Dit is een beschrijving van de opgaven en gewenste resultaten die duidelijkheid geeft over prioriteiten van het college en daarmee richting geeft aan de subsidieaanvragen die op een gebied betrekking hebben. Als we kijken naar de GU van Nieuw-West, dan ligt er een duidelijke en niet geringe opgave. Nieuw-West staat er wat betreft kansengelijkheid in het onderwijs slechter voor dan de rest van Amsterdam: “Nog te veel kinderen uit gezinnen in Nieuw-West groeien op met achterstanden op het gebied van taal en onderwijs. Eenmaal op achterstand gezet is de inhaalrace extra zwaar”. Zo loopt op basis van opleidingsniveau en inkomen van ouders meer dan de helft van de leerlingen in Osdorp een verhoogd risico op onderwijsachterstand. Deze leerlingen worden door de gemeente aangeduid met de term ‘doelgroepleerlingen’. In Geuzenveld-Slotermeer betreft dit 64% van de leerlingen en in Slotervaart 67%, tegenover een stedelijk gemiddelde van 34%. Ook kent Nieuw-West buurten zoals de Wildeman- en Blomwijckerbuurt of de Lodewijk van Deysselbuurt die worden getypeerd als ‘Ontwikkelbuurten’. Hier is sprake van een concentratie van fysieke, sociale en economische achterstanden, waarbij vaak ook extra zorgen zijn om de positie van kinderen en jongeren. De ambitie van de gemeente is om het perspectief voor kinderen en jongeren te verbeteren. Door subsidiëring van organisaties die naschools aanbod verzorgen, wordt ingezet op het stimuleren van schoolse en sociale vaardigheden, identiteitsontwikkeling, beroepsoriëntatie, netwerkvorming en ouderbetrokkenheid. Het naschoolse aanbod is over de jaren ontstaan doordat verschillende organisaties de urgentie van het probleem zagen en hier graag aandacht aan wilden besteden. Deze organische ontstaansgeschiedenis heeft er voor gezorgd dat het aanbod niet evenredig over de buurten en doelgroepleerlingen (zie de kaart hieronder) is verdeeld. Zo bleef en blijft het aanbod in Osdorp bijvoorbeeld behoorlijk achter ten opzichte van de andere buurten. Dit is ook merkbaar in de praktijk. Zo werd ik bijvoorbeeld enkele maanden geleden nog in het winkelcentrum op Plein 40-45 door een moeder uit Slotermeer aangesproken. Haar zoon deed mee aan één van onze naschoolse projecten. Ze vroeg zich af of haar neefje uit Osdorp daar ook aan mee mocht doen omdat hij deze extra ondersteuning volgens haar goed kon gebruiken. Ik moest haar vervolgens uitleggen dat, ook al woonde haar neefje slechts een paar kilometer verderop, hij niet kon deelnemen omdat de subsidie gekoppeld is aan postcodegebied en dat er nog geen vergelijkbaar project in Osdorp wordt aangeboden. Deze boodschap wringt.

De Gelijke Kansen Alliantie Nieuw-West

De historisch gegroeide verdeling van het naschoolse aanbod in Nieuw-West is aanleiding geweest voor een herijking van het subsidiebeleid door de gemeente. De onevenredige spreiding heeft namelijk tot gevolg dat niet ieder kind dezelfde mogelijkheden krijgt met betrekking tot het gesubsidieerde naschoolse aanbod. Naast de geografisch onevenredige verdeling over het stadsdeel, bestaan ook verschillen in de subsidiebedragen die de verschillende organisaties ontvangen. Om ieder kind zo veel mogelijk dezelfde kansen te bieden speelde bij de gemeente de behoefte aan meer regie en coördinatie. Met een tweeledige doelstelling: betere spreiding over het stadsdeel en mogelijkheden tot monitoring en benchmarking.

In het voorjaar van 2017 werden de vier primaire partners van stadsdeel Nieuw-West op het gebied van naschools aanbod - Stichting voor Kennis en sociale Cohesie, Studiezalen, WeekendAcademie en BOOT - door de gemeente verzocht om een nauwe samenwerking aan te gaan. De partijen werden gevraagd om een gezamenlijk plan te formuleren bestaande uit een voorstel tot spreiding van dienstverlening en uniformering van tarieven. Dit plan heeft geleid tot het samenwerkingsverband De Gelijke Kansen Alliantie Nieuw-West. Vanaf dat moment ontvingen de vier partijen gezamenlijk subsidie van het stadsdeel, met de bijhorende opdracht om deze gelijkmatig te verdelen en spreiding van het naschoolse aanbod over het stadsdeel te bewerkstelligen. Een opdracht waar alle partners met veel enthousiasme aan begonnen, maar die later ook behoorlijk uitdagend bleek te zijn.

Uniformiteit of pluriformiteit?

De alliantie heeft vele stappen gezet om te komen tot een goed functionerend samenwerkingsverband. Gaandeweg leerden we elkaar en elkaars organisaties en werkwijze steeds beter kennen. We kwamen tot het besef dat we dezelfde overkoepelende doelstelling nastreven, namelijk gelijke kansen in het onderwijs, maar dat de inhoudelijke uitwerking, rolverdeling, organisatie en daarmee samenhangende kosten van elkaar verschillen. Als aanbieders hebben we allen unieke programma’s ontwikkeld waarmee we kinderen en jongeren ondersteunen. De trajecten variëren in opzet, vorm en de doelstelling van de begeleiding. Er zijn 1-op-1 lesmogelijkheden of in groepjes, met begeleiding van studenten of van volwassenen, thuis of op locatie. Er is aanbod met aandacht voor leerprestaties, talentontwikkeling, persoonlijke begeleiding, ouderbetrokkenheid of combinaties daarvan. Deze variaties in het aanbod zou je in mijn beleving moeten koesteren omdat geen kind, gezin of buurt hetzelfde is. Zo zijn er gebieden in Nieuw-West waar grote gezinnen in niet al te ruime huizen wonen met weinig aandacht voor een goede leeromgeving. Mogelijkerwijs zijn kinderen hier geholpen met een externe plek waar zij rustig met school bezig kunnen zijn of juist geprikkeld worden door een rijke leeromgeving. Maar het kan ook zijn dat ouders zelf het Nederlandse schoolsysteem niet hebben doorlopen waardoor het voor hen moeilijk is om betrokkenheid te tonen bij de school van hun kind, wat weer om een ander type aanbod vraagt. De diversiteit in oorzaken die ten grondslag liggen aan onderwijsachterstand, vraagt om een integrale aanpak, waarin onderwijs en sociaal pedagogische wijkpartners intensief samenwerken. Het liefst multidisciplinair, dus aangevuld met jeugdzorg, schuldhulpverlening en jongerenwerk. Juist voor gezinnen die een sociaal-maatschappelijke achterstand hebben, is een betrouwbaar, voorspelbaar en kwalitatief hoogwaardig aanbod van groot belang. Een samenhangend geheel, waaruit voor ieder kind een passend programma samengesteld kan worden is hierbij wat mij betreft onmisbaar. Kortom, de opgave van kansengelijkheid in het onderwijs verdient maatwerk, terwijl ook behoefte is aan een eenduidig, herkenbaar aanbod. Hoe organiseer je dat?

“De partners brengen natuurlijk veel kennis en ervaring mee. Dat is van grote waarde voor de gemeente. Daarom ben ik voorstander van het idee dat zij ook samen een stuurgroep vormen. Afhankelijk van wat er speelt en de behoefte schuif ik hierbij aan. In je eentje begin je tegenwoordig niet veel meer.”

- Juanita Linnemann, adviseur jeugd in het sociale domein (stadsdeel Nieuw-West)

Uitdagingen in de praktijk

Bij het operationaliseren van de alliantie kwamen we de nodige hobbels tegen. Een belangrijke uitdaging in de samenwerking vormt de doorverwijzing en correcte plaatsing van deelnemers. De partners hebben elk hun eigen ‘kanalen’ waarlangs ouders, docenten en hulpverleners hen weten te vinden. Dat leidt zoals bij elke vorm van ondersteuning ook tot aanmeldingen die niet specifiek gericht lijken op de ‘bedoeling’ van het ondersteuningsaanbod, of aanmeldingen waarbij er allerlei ‘vragen achter de vraag’ lijken te spelen die niet altijd worden uitgesproken. Tijdens de intakegesprekken is het van belang om de inhoudelijke vraag te achterhalen en indien nodig door te verwijzen naar een andere organisatie. Voor de doelgroep zijn de nuanceverschillen in het type aanbod echter minder van belang dan praktische zaken als bijvoorbeeld dag, tijdstip en locatie. Ook is een groot deel van de ouders laaggeletterd waardoor de nuances vaak moeilijk duidelijk gemaakt kunnen worden. Daar komt bij dat de verschillende partners met veel studenten en vrijwilligers werken. Dit type medewerker kent een hoger verloop dan betaalde krachten. Dit heeft als gevolg dat ook de kennis over elkaars aanbod niet structureel is, terwijl dit voor een goede samenwerking, doorverwijzing en correcte plaatsing een belangrijke voorwaarde is. Een andere uitdaging vormt de omgang met verschillen in kwaliteiten en bedrijfsvoering. Het stadsdeel subsidieert de alliantie als geheel. Onderling is er de stilzwijgende afspraak tussen de partners dat zij de subsidie evenredig verdelen, ondanks grote verschillen in hun ‘DNA’. Zo kenmerkt de ene organisatie zich door in de haarvaten van de wijk te opereren en letterlijk achter de voordeur bij gezinnen te komen, een andere organisatie werkt nauw samen met en op scholen en onderscheidt zich op didactisch niveau en weer anderen kenmerken zich door hun innovatiekracht of sterke aanjaag- en agenderingsfunctie op bestuurlijk niveau. Hiermee rijst de vraag of een gelijkmatige verdeling van subsidie recht doet aan de verschillen in bedrijfsvoering en ontstaansgeschiedenis tussen de organisaties. Worden de kwaliteiten van de verschillende organisaties nu gestimuleerd en beloond?

Hoe nu verder? Pilot Wildemanbuurt en vervolg

Waar de reis begon uit een behoefte van de gemeente aan coördinatie, regie en uniformiteit is deze uitgemond in een pilot in de Wildeman- en Blomwijckerbuurt. De vier alliantiepartners bundelen hier hun aanbod onder één dak, met één letterlijke en figuurlijke ingang en één intakegesprek dat wordt afgenomen door een onafhankelijke coördinator. Het doel van de pilot is om verbetering aan te brengen in het ‘matchen’ van vraag en aanbod. We willen gericht ondersteunen en verwijzen, naar de behoefte van het gezin en kind. Een goede gezamenlijke intake en een handzaam kader van ontwikkelingsbehoeften van kinderen en jongeren ten aanzien van naschoolse ondersteuning, kan volgens ons helpen om dit te bewerkstelligen.

Aan de pilot is een onderzoek gekoppeld, dat door de alliantiepartners zelf gefinancierd wordt. De resultaten hiervan kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van een goed referentiekader van onderwijsontwikkelingsbehoeften in verschillende leeftijds- en ontwikkelingsfasen van kinderen en jongeren. Van daaruit kunnen mogelijk verbeteringen worden aangebracht in de vragen die tijdens een intake gesteld worden, zodat deelnemers in de toekomst nog beter kunnen worden gekoppeld aan het ondersteuningsaanbod van de alliantiepartners. De stip die we op de horizon geplaatst hebben is dat ons gezamenlijke arrangement, samengesteld op basis van een krachtenanalyse, toegankelijk is voor alle kinderen in Nieuw-West en ook onderliggende problemen aan het licht brengen. We willen een transparante en heldere propositie en continuïteit en borging richting scholen en de doelgroep garanderen.

Ik kijk terug op een leerzame ontwikkelreis die voor mij veel waardevolle lessen heeft opgeleverd. Er liggen nog uitdagingen in het verschiet, want wanneer kunnen we spreken van een geslaagde netwerksamenwerking? Hoe bepaal en meet je de succesfactoren? Hoe komen we erachter of de kinderen profiteren van onze samenwerking? Met andere woorden: hoe komen we tot evidence informed aanbod van naschoolse ondersteuning? Ik zou het interessant vinden om deze vragen samen met collega’s van de HvA en andere organisaties nader te onderzoeken.


Reda Belkadi

Directeur van Stichting voor Kennis en Sociale Cohesie