Gelijke kansen door overzichtelijk aanbod

In gesprek met Reda Belkadi over zijn rol in de Gelijke Kansen Alliantie Nieuw-West

Het wegnemen van kansenongelijkheid in de achterstandswijken in Amsterdam is een ingewikkelde opgave die vaak om maatwerk vraagt. Een aanbod dat nauw aansluit op de specifieke noden en behoeften van die ene buurt of persoon. Reda Belkadi (Stichting voor Kennis en sociale Cohesie) maakt onderdeel uit van de Gelijke Kansen Alliantie Nieuw-West waarin hij samen met drie andere organisaties – op verzoek van het stadsdeel - zich inspant de verschillende vormen van dienstverlening die de organisaties eerst los van elkaar aanboden, beter op elkaar af te stemmen. Reda vertelt ons onder meer hoe hij zijn reis is begonnen, wat zijn rol binnen de alliantie is en waar volgens hem samenwerking echt om draait.

Eigen verhaal als drijfveer

Reda Belkadi, directeur van Stichting voor Kennis en sociale Cohesie (SKC), is geboren in Marokko maar op vrij jonge leeftijd als kind van gastarbeiders naar Nederland verhuisd. Hij groeide op in de buurt Zuilen in Utrecht, die hij zelf typeert als een typische achterstandsbuurt. Hier doorliep hij de basisschool. Hij droomde in die tijd er van om automonteur te worden, net zoals zijn vrienden, maar deze grote droom werd door zijn juf min of meer gedwarsboomd. Zij stimuleerde hem nadrukkelijk het VWO-advies op te volgen en dat bleek achteraf een goede zet.

Zijn middelbare school zat in een ‘’wit dorpje’’ in de buurt van Utrecht, Maarssen. ‘’Dat ging niet zonder slag of stoot, want je komt natuurlijk uit Zuilen, je bent een achterstandskindje, op een gegeven moment ga je je dan ook zo profileren.’’ Toch slaagde hij erin om zijn havodiploma te behalen en te gaan studeren aan de Hogeschool Utrecht en vervolgens aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Tijdens zijn studietijd kwam hij in aanraking met een initiatief dat studenten inzette om basisschoolleerlingen uit groepen 7 en 8 te begeleiden. Reda studeerde en reisde tegelijkertijd een keer in de week naar Amsterdam waar hij een groepje leerlingen uit groep 7 begeleidde in Amsterdam-Oost. “Hier realiseerde ik mij dat ik eigenlijk veel kon betekenen voor opgroeiende kinderen die het moeilijker hebben, of voor wie een kansrijke schoolcarrière niet vanzelfsprekend is’’, legt hij uit. Dit initiatief is dan ook de basis geweest voor de ontwikkeling van zijn visie, die geleid heeft tot de doorontwikkeling van de Stichting voor Kennis en sociale Cohesie.

Vroeg zaaien, later oogsten

Die kern van die visie zit hem, net als in de naam van zijn organisatie, in het constant verbinden van kennisontwikkeling en sociale cohesie. Als aanbieder van aanvullend onderwijs richt het zich op drie ontwikkellijnen: het cognitieve aspect (taal en rekenen), het sociaal-emotionele aspect (emoties en zelfbeeld) en het culturele aspect, waarin kennisontwikkeling en sociale cohesie samenkomen. Reda gelooft sterk in het idee dat naast taal en rekenen, het ontwikkelen van sociaal kapitaal een cruciaal onderdeel is van zelfontplooiing. Bijvoorbeeld als het gaat om het gericht opbouwen en onderhouden van professionele en persoonlijke netwerken. “Op latere leeftijd merken jongeren pas dat deze netwerken cruciaal zijn bij het vinden van een stageplaats of een (bij)baan. Heel veel kinderen die opgroeien in sterke achterstandsbuurten, hebben hier moeite mee, waardoor ze ook op latere leeftijd kansen missen. Als ze op een jonge leeftijd op cultureel vlak dit meekrijgen en hier handigheidjes in opbouwen, hebben zij veel meer kans op succes.‘’

Investeren in samenwerking

SKC ontplooit haar activiteiten vooral in de achterstandsbuurten in de stadsdelen Noord, Oost, Nieuw-West, West en in mindere mate in Zuidoost. Precies die wijken waar de ondersteuningsbehoefte bij kinderen het grootst is. SKC is natuurlijk niet de enige organisatie die dat doet. Nieuw-West kent inmiddels vele partijen die zich bezighielden met de ondersteuningsbehoefte bij kinderen. Dit merkte het stadsdeel ook, het werd steeds lastiger voor hen om met die veelheid van partijen af te stemmen en afspraken te maken. SKC werd door stadsdeel Nieuw-West gevraagd de ontstane versnippering samen met de andere partijen tegen te gaan door middel van een alliantie. ‘’Van oudsher heeft het stadsdeel Nieuw-West een aantal partners binnen het domein mentorschap en coaching. Op een gegeven moment was er een terechte behoefte vanuit het stadsdeel om partners met elkaar in contact te brengen en elkaar te versterken. Een logische gedachte in die zin. We werken uiteindelijk in hetzelfde gebied met hetzelfde doel.’’

De behoefte om samen te werken in de buurt is volgens Reda groot en hij is er van overtuigd dat de vier partijen dit ook met goede bedoelingen willen realiseren. Maar eenvoudig is die samenwerking in de praktijk echter zeker niet. ‘’Toen we het voor het eerst hoorden, dachten ik ‘dit hebben we wel vaker gehoord maar of het echt van de grond zal komen, dat weet ik niet’. Maar uiteindelijk is dit experiment wel van de grond gekomen. Naarmate we verder kwamen, hadden we steeds meer het gevoel dat er iets gebeurde.’’ De tijd die ze in de startfase hebben genomen om elkaar goed te leren kennen was daarin cruciaal. De ‘elkaar-kennen-vergaderingen’, waarin de nadruk lag op het verkennen van de individuele missies en doelen van de verschillende organisaties, hebben zich dan ook veelvuldig herhaald. ‘’We hebben voldoende de tijd genomen om uiteindelijk het gevoel te krijgen dat we ook voor elkaar wat kunnen betekenen. Ik denk dat dat een succesfactor is geweest in het kader van deze alliantie.’’ De betrokken organisaties zien elkaar gemiddeld een keer in de zes weken.

En ook de gemeente neemt regelmatig deel aan deze bijeenkomsten. Niet alleen de ambtenaren uit het eigen stadsdeel overigens. Ook ambtenaren uit West schuiven wel eens aan uit nieuwsgierigheid, omdat ze de ambitie hebben een soortgelijk samenwerkingsverband te bewerkstelligen.

“Op latere leeftijd merken jongeren pas dat deze netwerken cruciaal zijn bij het vinden van een stageplaats of een (bij)baan. Heel veel kinderen die opgroeien in sterke achterstandsbuurten, hebben hier moeite mee, waardoor ze ook op latere leeftijd kansen missen. Als ze op een jonge leeftijd op cultureel vlak dit meekrijgen en hier handigheidjes in opbouwen, hebben zij veel meer kans op succes.‘’

Verschil als kracht

De alliantiepartners hebben enerzijds veel met elkaar gemeen, maar anderzijds zijn er ook grote verschillen. De SKC onderscheidt zich van de overige partners primair in de verbinding die ze zoeken bij de scholen. ‘’Telkens als wij iets ontwikkelen kijken we naar de aansluiting met de school. De methoden die de school gebruikt, gebruiken wij ook, zodat we dezelfde taal als leerlingen spreken. Dit is bijna heilig, heel belangrijk. Dit is een heel sterk onderscheidend element van SKC. Alles wat wij doen, overleggen wij met de school en we proberen aan te haken op datgene wat leeft op de scholen.‘’ De verschillen tussen de aangesloten organisaties zijn volgens Reda juist de kracht van de alliantie. ‘’Het zou gek zijn als we een alliantie met elkaar aangaan terwijl we precies hetzelfde doen. Die verschillen werden dan ook uitdrukkelijk meegenomen in de beginfase. We hebben natuurlijk veel met elkaar gemeen en hebben redelijk gemeenschappelijke doelstellingen. We werken allemaal bijvoorbeeld met studenten. Maar het is juist heel goed dat er verschillen zitten binnen de alliantie.’’

Omgaan met verschillen

Tegelijkertijd zijn er ook verschillen tussen de organisaties die samenwerking en afstemmening weer moeilijker maken. De alliantie bestaat nu ongeveer drie jaar, en, hoewel de samenwerking in grote lijnen goed loopt, zijn er ook nog op te lossen problemen. Lastig is bijvoorbeeld dat er verschillen zijn in de schaalgrootte en reikwijdte van de individuele organisaties. SKC is bijvoorbeeld een stadsbrede stichting, is in verschillende stadsdelen actief, terwijl een van de andere partners zich juist weer richt op één stadsdeel. Een ander lastig punt is de keuze van maatschappelijke partners, bijvoorbeeld scholen. Individuele leden van de alliantie hebben vaak al lopende relaties en afspraken met dit soort maatschappelijke partners, terwijl het stadsdeel soms weer andere relaties heeft, en deze ook in de alliantie wil terug zien . Dit vraagt om scherp zicht op het relatieoverzicht. Het kan voorkomen dat de samenwerking met een nieuwe partner, negatieve gevolgen kan hebben op de samenwerking met de andere partner. Ook het toezicht houden op de eigen individuele organisatiebelangen blijkt niet altijd eenvoudig. Samenwerkingsverbanden kunnen zaken vertragen of moeilijker maken en staan niet altijd op een lijn met de individuele belangen van de losse organisaties.

Werken aan verbeteringen

De alliantie is ontstaan vanuit een eigen historische logica: de relaties die de organisaties al hadden in stadsdeel Nieuw-West, hebben hen geleid naar deze specifieke samenstelling van organisaties binnen de alliantie. Ze kenden elkaar al. Alleen was de vraag hoe deze individuele relaties meer op de achtergrond konden worden gezet, om formele samenwerking mogelijk te maken, bijvoorbeeld op het terrein van financiën. De eerste opgave waarop gefocust moest worden was dan ook hoe de middelen van het stadsdeel zo goed mogelijk - onafhankelijk van de toevallige individuele contacten - verdeeld konden worden. Deze opgave is volgens Reda aardig geslaagd in het afgelopen anderhalf jaar, voornamelijk door een nieuw perspectief te handhaven. In plaats van de bestaande contacten met scholen te gebruiken, hebben ze eerst de doelgroep in brede zin bekeken, vervolgens verder uitgewerkt in categorieën van kwetsbare kinderen, om uiteindelijk een idee te vormen over hoe de gemeenschappelijke middelen van het stadsdeel evenredig verdeeld konden worden. Een manier van denken die dus niet start bij de aard van de middelen, maar het karakter en de diversiteit van de doelgroep.

Een ander cruciaal onderdeel binnen de alliantie dat Reda aankaart, is dat er een bereidheid moet zijn onder de partners om hun individuele inzet op scholen of in gebieden te verplaatsen. Wanneer er twee partijen onevenredig veel activiteiten in een buurt hebben, moet het mogelijk zijn de inzet van de ene partij te verplaatsen naar een ander gebied. Zo kan elk gebied evenredig bediend worden.

Daarnaast probeert de alliantie binnen de Wildemanbuurt het aanbod in plaats van top-down meer bottom-up te organiseren. In plaats van de scholen actief te benaderen met een vast aanbod, presenteren ze de ondersteuningsmogelijkheden op een menukaart, en laten ze de scholen en gezinnen hier zelf op afkomen. Dit is volgens Reda enorm moeilijk, omdat de alliantie te maken heeft met hele specifieke vragen vanuit de doelgroep en niet voor elke individuele vraag een perfect aansluitend passend aanbod heeft. Ook maatwerk kent zijn grenzen.

De kracht van samenwerking

Wat volgens Reda doorslaggevend is bij een samenwerking, is vooraf helder krijgen wat de samenwerking eenieder gaat brengen, en wat de meerwaarde van gezamenlijk optrekken kan zijn. Zo hebben de alliantiepartners met elkaar een filmpje ontwikkeld als leidraad voor ouders bij de overstap van hun kind naar het voortgezet onderwijs. Dit is volgens Reda een prachtig voorbeeld van hoe hetzelfde doel samen bereikt kan worden op lage kosten, maar met een grotere impact. ‘’Filmpjes maken zijn de dingen die je normaliter zelf doet en waar een deel van het PR-budget in zit. En dat hebben we met elkaar verdeeld met dezelfde slagkracht, sterker nog het filmpje is veel breder verspreid.‘’ Reda is ervan overtuigd dat naast het maken van een filmpje, de alliantie veel meer kan bereiken. Dit ziet hij in de komende tijd dan ook graag tegemoet.