Experimenteren met ondernemend participeren

In gesprek met Anna de Zeeuw, Maartje Bos en Phlip Korthals Altes over samenwerking tussen gemeente en wijkinitiatieven

‘Ondernemend participeren vanuit de wijk’ is een goed voorbeeld van een project waarbij werd geëxperimenteerd met het overhevelen van gemeentelijke taken en verantwoordelijkheden naar burgers. In dit fieldlab werd verkend in hoeverre de gemeente bij de begeleiding van mensen zonder eigen inkomen richting ondernemerschap kan samenwerken met wijklocaties en wijkinitiatieven. Met drie betrokkenen bespreken we wat ondernemend participeren nu eigenlijk inhoudt, wat de toegevoegde waarde van wijkinitiatieven op dit terrein is, in hoeverre het lukte om gezamenlijk op te trekken, en de algemenere noodzaak om te blijven experimenteren.

Maartje Bos

Anna, wat was de aanleiding voor het starten van dit project?

“We kwamen in gesprek hierover met de gemeente in 2017. De gemeente wilde uitkeringsgerechtigde Amsterdammers de kans geven zich te oriënteren op ondernemerschap, zodat ze mogelijk op een duurzame manier zelfstandig inkomen kunnen vergaren en tegelijkertijd volwaardig economisch participeren in de samenleving. Het daaruit volgende programma noemden ze ‘Ondernemend Participeren’. De vraag voor ons als hogeschool was om in een fieldlab te onderzoeken hoe deze vorm van zelfstandig participeren onder de aandacht kan worden gebracht bij bewoners in (de haarvaten van) de wijken, en kan worden aangesloten op de initiatieven die al aanwezig waren op tal van plekken in Amsterdam. Het was een zoektocht naar een nieuwe manier van samenwerking tussen de gemeente en initiatieven in de wijk op dit thema. Het wensbeeld was dat de aanwezige formele en minder formele spelers in de wijk zouden samenwerken als een netwerk op basis van een level playing field idee. We noemden het fieldlab vanuit dat idee ‘Ondernemend participeren vanuit de wijk’.”

Wat voor partijen waren daar zoal bij betrokken?

“Het netwerk rond dit thema bestond uit allerlei verschillende groepen. Diverse afdelingen van gemeente Amsterdam, wijkinitiatieven, sociale ondernemingen en locaties van welzijnsinstellingen in de wijken. Je vindt ze verspreid over de hele stad en elke wijk zit anders in elkaar. De directie Werk Participatie en Inkomen van de gemeente was onze primaire samenwerkingspartner. Binnen de hogeschool werkten we samen met BOOT en lectoraat Gedifferentieerd HRM. We organiseerden een kick-off met uitkeringsgerechtigde bewoners en een mix van al die groepen, een mooie middag met theater.”

Hoe wil men binnen dit project iets doen aan sociale ongelijkheid? En op welk idee is die aanpak gebaseerd?

“We waren erop gericht mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt te verleiden om zelf meer hun eigen toekomst vorm te geven. Mensen met een uitkering en een - soms latente - wens tot ondernemen of ondernemende activiteiten, die openstonden voor ondersteuning. Bijvoorbeeld een dame die aan de slag wilde als kapper, maar een tijd uit het arbeidsproces was geweest door een ziekte. Het idee was dus dat oriëntatie op ondernemerschap mensen kan helpen en dat dat het beste georganiseerd kan worden vanuit de buurt. Dit is tenslotte dicht bij de dagelijkse omgeving van deze mensen waar het ondernemerschap vaak ontplooid wordt. Door de ondersteuning lokaal te organiseren bereik je meer mensen en op een meer natuurlijke manier dan vanuit een centraal punt in de stad.”

Maartje, hoe kijk jij naar de combinatie van ondernemer en participeren?

“Het aardige is dat het gemeentelijk programma is ontstaan vanuit de wereld van de burgers en initiatieven. Het begon eigenlijk in 2015 toen een inspreker bij de gemeenteraad de gemeente vroeg om ook in Amsterdam invulling te geven aan ‘scharrel-ondernemen’, een programma dat in Breda bekendheid kreeg. We kozen toen voor de term Ondernemend Participeren, omdat het de nadruk legt op het participeren, het in beweging komen, eigen talenten ontdekken. Het ondernemerschap en het ondernemend zijn wordt ingezet als middel om verder te komen in het participatie proces. Het nadenken over ondernemerschap is er op gericht voor deelnemers om zicht te krijgen op wat ze allemaal wel kunnen. Dat kan tot resultaat hebben dat deelnemers uiteindelijk niet voor het ondernemerschap kiezen, maar wel weer beter toegerust de arbeidsmarkt betreden. Wat ik zie is hoeveel inspiratie en veerkracht het geeft als mensen aangesproken worden op hun talenten en de ruimte krijgen om te werken vanuit hun passie.”

Anna, hoe zat het onderzoeksproject in elkaar?

“We hebben ons met het actieonderzoek gericht op twee niveaus. Ten eerste ging het om het bouwen van een structuur van ondersteuning voor kleinschalig ondernemerschap. Hierbij was het idee dat de initiatieven een belangrijke rol hebben als uitvoerders samen met de gemeentelijke klantmanagers en medewerkers van de gebiedsteams. Een dergelijke samenwerking van ongelijksoortige spelers is ook wel bekend onder de term collaborative governance. Het tweede niveau ging om de inhoudelijke begeleiding van mensen richting ondernemerschap. Zo werkten we dus tegelijkertijd aan zowel de organisatorische als inhoudelijke invulling. De onderzoeksvraag die we gezamenlijk met de gemeente hebben verwoord luidde: Hoe kan een duurzame ondersteuningsstructuur voor kleinschalig ondernemerschap en ondernemend participeren in de wijk gecreëerd worden?”

Er is vast een enorme diversiteit aan mensen die wellicht iets willen doen met ondernemerschap vanuit een lastige startpositie. Wat voor mensen kwamen jullie tegen?

“In het fieldlab nodigden we mensen uit tot het denken over ondernemerschap. De HvA collega’s Maarten Hogenstijn en Wander Meulemans hebben verschillende typen deelnemers in de loop van het fieldlab uitgewerkt zoals de ‘creatieve dromer’ of de ‘overheidswantrouwer’. Deze maakten het beeld voor de bij het fieldlab betrokken onderzoekers en professionals levendig en concreet tegelijkertijd. We zagen daarbij dat mensen vaak afwachtend en wantrouwend zijn ten opzichte van oplossingen of regelingen die vanuit de overheid aangeboden worden.

Belangrijkste gemeenschappelijke deler die hier uit voort kwam was dat de mensen die ondernemend participeren allemaal op hun eigen manier een rode draad in hun leven zoeken en daar ondersteuning bij nodig hebben. De een heeft passie voor een product maar weet niet hoe hij of zij dit op de markt moet neerzetten. De ander zit vol met allerlei creatieve ideeën maar kan geen mensen aan zich binden om het verder te brengen. Weer een ander heeft wel een sterk lokaal of familienetwerk maar wordt ook geacht informeel wederdiensten te leveren. Het kan gaan om verschillende werkterreinen zoals catering, zorg of coaching van jongeren.

Mensen die ondernemend participeren hebben behoefte aan ondersteuning bij de zoektocht naar deze rode draad. Hiervoor kijken ze naar elkaar, naar de netwerken in de wijk en de lokale overheid. We vonden het van belang te onderzoeken welke praktische en inhoudelijke randvoorwaarden hierbij van belang zijn en bij welk type speler (initiatieven of de gemeente) dit het beste past.”

Hoe verliep de uitvoering van het actieonderzoek?

“Met een paar geïnteresseerde initiatieven en hun deelnemers werkten we samen aan een workshopserie. Met de titel ‘Is ondernemen wat voor mij?’ konden we de beste leeromstandigheden in verschillende wijken onderzoeken en goede voorbeelden en interactievormen uit de vragen van deelnemers halen. Deze aanpak kreeg de vorm van een tour langs verschillende stadsdelen. Er was een gedreven workshopbegeleider van HvA Buurtwinkels voor Onderwijs en Onderzoek (BOOT).

Gegevens van initiatieven en gemeentelijke aanspreekpunten werden ook samen verwerkt in een digitale kaart. Zo maakten we het netwerk van programma’s en ondersteuning voor deelnemers visueel. Dit waren voor ons heel inspirerende sessies. Hieruit leerden we veel, zoals dat het uitgaan van de persoon in plaats van het ondernemerschapsidee een goed startpunt biedt. Creatieve werkvormen stelden mensen met uiteenlopende talenten in staat hun ondernemerschapsidee onder woorden te brengen in een andere vorm.”

Hoe hebben jullie die workshops uiteindelijk vertaald naar vormgeven van de begeleiding van deelnemers?

“Het gaat er in de kern om, om de voorwaarden te scheppen om mensen in staat te stellen vanuit een positieve keuze deel te nemen. Drie zaken zijn dan volgens onderzoekers Maarten Hogenstijn en Wander Meulemans nodig om, ondanks mogelijke terughoudendheid, de deelnemers in staat te stellen om actief mee te doen aan de activiteiten rond ondernemend participeren. Ten eerste veiligheid. Dat gaat om het bieden van zekerheid over het huidige inkomen - vaak een uitkering - en duidelijkheid over het einddoel van deelname. Dit betekent duidelijkheid over vragen als: Wat is het einddoel van het traject en wat betekent het als dit onverhoopt niet gehaald wordt? Een ander belangrijk element van veiligheid is het bieden van een leeromgeving waarin vallen en opstaan mogelijk is. Ten tweede werd duidelijk dat het draait het om vertrouwen, het ervoor zorgen dat deelnemers open durven zijn. Dat betekent bijvoorbeeld dat coaching beter niet alleen door gemeentelijke klantmanagers kan worden aangeboden, want die hebben een machtspositie rond de uitkering. De derde voorwaarde toegankelijkheid heeft een inhoudelijke en een praktische kant. Inhoudelijk gaat het over het niveau van ondersteuning. Dat wordt al snel als te hoog ervaren en dus moet het aanpasbaar zijn aan de mogelijkheden en behoeften van de deelnemers. Maatwerk is hier echt noodzakelijk. Praktisch gezien hebben veel mogelijke deelnemers zeer beperkte middelen en netwerken, wat impliceert dat ondersteuning dichtbij georganiseerd moet worden om toegankelijk te kunnen zijn. De onderliggende verwachting die we hadden bij het fieldlab is dat daar waar een meer formele leeromgeving van bijvoorbeeld de gemeente duidelijkheid en structuur kan bieden, de wijklocaties en wijkinitiatieven gezien hun lokale en informele karakter in een veilige, vertrouwde en toegankelijke leeromgeving kunnen voorzien. Daarmee hebben ze beide duidelijk iets te bieden in het samenwerkingsnetwerk rond de ondersteuning van ondernemend participeren in de wijk en sluiten ze goed aan bij de behoeften van de deelnemers zoals we die uit hun inbreng destilleerden. Juist de combinatie van formele en informele ondersteuningsprogramma’s die potentiële deelnemers in staat stelt om een programma te kiezen dat bij hen past, leek ons heel waardevol.”

image

Anna de Zeeuw

''Juist de combinatie van formele en informele ondersteuningsprogramma’s die potentiële deelnemers in staat stelt om een programma te kiezen dat bij hen past, leek ons heel waardevol.”

Op welke manier hebben jullie vervolgens gewerkt aan het creëren van een netwerk dat voor dat brede wijkgerichte aanbod zou kunnen zorgen?

“Er waren grote variaties in het netwerk per wijk. In Zuid was er bijvoorbeeld een Huis van de Wijk actief met een groep deelnemers die producten maakten zoals tassen. In West was er onafhankelijke stichting die deelnemers begeleidt tot coach in de wijk. Altijd was het stadsdeel in beeld en ook klantmanagers en participatieadviseurs van Werk, Participatie en Inkomen van de gemeente. Als onderdeel van de hiervoor genoemde tour langs allerlei initiatieven, organiseerden we in het eerste jaar netwerkbijeenkomsten in verschillende wijken. Gegevens van initiatieven en gemeentelijke aanspreekpunten werden ook samen verwerkt in een digitale kaart, voor ons was dit het visueel maken van het netwerk voor deelnemers. Een overzicht dat ze kon helpen om te zien waar zij met hun ondersteuningsvraag het best terecht kunnen.

In het tweede jaar hebben we ons specifieker gericht op de wijken West, Zuid en Oost en zijn we met de gemeente en initiatieven gaan zoeken naar een gezamenlijke werkwijze en een gezamenlijk aanbod aan de deelnemers. We wilden na de workshops kijken of we een werkwijze konden vinden om samen te werken met partijen in de wijk. Daarbij hebben we uiteindelijk een stadsbrede challenge ‘Ondernemend participeren vanuit de wijk’ georganiseerd. Hierbij zijn zowel initiatieven als ambtenaren uit de hele stad uitgenodigd om voorstellen te doen gericht op het laagdrempelig ondersteunen van bewoners richting kleinschalig ondernemerschap.”

Hoe ging het overleggen en afstemmen tussen al die betrokkenen? Moesten er verschillen worden overbrugd en zo ja lukte dat?

“Dat vroeg enige volharding. We hebben grote tegenstellingen ervaren. Bijvoorbeeld de directie Werk, Participatie en Inkomen van de gemeente heeft een stadsbrede organisatie en doelen gericht op afgebakende doelgroepen en specifieke wettelijke kaders. Zij richtte zich bijvoorbeeld vooral op mensen in de bijstand. Initiatieven daarentegen hebben een informele werkwijze en zijn gericht op een bredere doelgroep in de wijk. Zij kennen veel minder of geen drempels voor mogelijke deelnemers met welke uitkeringsachtergrond dan ook - of deelnemers nu in de bijstand zitten, een WW of een WIA uitkering ontvangen.

Op de achtergrond speelden daarnaast de verhoudingen rondom geld. Deelnemers waren afhankelijk van de gemeente of uitkeringsinstantie, en een deel van de initiatieven verkeert in een financieel kwetsbare situatie wegens afhankelijkheid van kortlopende subsidies. De discussies kwamen in het begin dan ook al snel uit op financiering. Je zag dat van het ene op het andere moment de discussies en de sfeer veranderden zodra bepaalde partijen binnenkwamen. Stadsdelen, onderzoekers en welzijnsinstellingen laveerden hier tussendoor. Ze konden op die manier een belangrijke verbindende factor zijn tussen initiatieven en delen van de gemeente, en dus ook tussen formeel en informeel. Dat gaf kansen, waardoor de dialoog verbeterde. De gemeente zag uiteindelijk geen stadsbrede structurele partner in wijkinitiatieven rond ondernemend participeren.”

Waar ben je het meest tevreden over?

“Het fieldlab ging sterk om actie. We hebben het tot stand brengen van de samenwerking op verschillende manieren uitgeprobeerd en zijn daardoor veel te weten gekomen. We denken uiteindelijk wel dat dit proces in de toekomst beter niet vanuit een stadsbreed georiënteerde directie aangevlogen kan worden, zoals bij het fieldlab. Dat inzicht vind ik winst, omdat dit vaker geprobeerd is en deze wens nog steeds ook op gerelateerde onderwerpen leeft bij samenwerking tussen gemeente en wijkinitiatieven.

Uiteindelijk zullen er in ons beeld matches tussen partijen op het lokale niveau van de wijk of het stadsdeel gevonden moeten worden om het echt van de grond te krijgen. Dit kost ook geld. Sommige initiatieven die al langer bezig waren dan het fieldlab zijn op eigen kracht verder gegaan of moesten een herstart maken. Tijdens het fieldlab is in 2020 de eerder genoemde challenge georganiseerd. Vanuit de twee finalisten zijn mooie en concrete plannen ontwikkeld in Zuidoost en West. Je zag dat de samenwerking met stadsdelen hierbij van belang was en toekomstperspectief heeft. Dit heeft nu geleid tot nieuwe samenwerking rond het thema in Zuidoost. Ook hebben we een aantal nieuwe en ook landelijke deskundigen bij het netwerk betrokken, waardoor het perspectief werd verbreed.”

Wat vind je dat het belangrijkste is dat hij en de betrokkenen hebben geleerd van dit onderzoek?

“Een drietal zaken uit ons onderzoek bleken cruciaal in een complexe omgeving als deze, waarbij allerlei partijen in de wijk samenwerkten. Dit zijn duidelijke afspraken, voldoende middelen en het zorgvuldig overwegen wie er deelneemt. Daarnaast bleek ook een randvoorwaarde dat er een duidelijke gedeelde motivatie is en een gedeeld idee over welke doelen betrokkenen samen willen bereiken. Ook moet er duidelijkheid zijn over het hoe daarvan. Dit is in lijn met wat in de wetenschappelijke literatuur bekend is over collaborative governance. Het geeft de grenzen van dergelijke complexe samenwerkingen aan.”

Phlip, wat is het belangrijkste dat jij meeneemt uit het project?

“Er moet sprake zijn van een gestructureerde ondersteuning op wijk- of buurtniveau. Geïnspireerd door een goed voorbeeld willen anderen ook verder leren en mogelijk tot een passend verdienmodel komen: een betaalde baan, ZZP-schap. De mensen zoeken elkaar op, maar moeten wel vertrouwen hebben dat het platform ook iets concreets te bieden heeft. Duidelijkheid is van belang, en heldere afspraken maken waaraan alle partijen zich houden. De winst van het fieldlab voor actieve bewoners kan liggen op het accepteren dat ondernemend participeren een onderdeel is van de gehele transformatie in het sociaal domein en nog vele jaren gaat duren. Je ziet dat het voor zo’n grote organisatie als WPI het moeilijk is om echt te experimenteren, er ligt toch al veel vast. Dat is geen verwijt, maar het laat zien dat we juist op allerlei manieren dit soort experimenten moeten blijven doen, willen we vormgeven aan een echte bredere maatschappelijke transitie. En daar zijn initiatieven als de onze, die meer in het ‘grijs’ kunnen werken, met meer ruimte, echt noodzakelijk voor.”

Maartje, hoe kijk jij terug op het project?

“Het grootste issue is de complexiteit en gelaagdheid rond deze thematiek en hoe ingewikkeld het is om met elkaar een realistisch perspectief te schetsen. Dat zie je al op kleine schaal, bijvoorbeeld dat iedereen een ander beeld heeft van wat Ondernemend Participeren nu precies is en waar het toe zou moeten leiden. Voor mij staat het participeren centraal en is het ondernemerschap een hulpmiddel daarvoor. Maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat er zowel aan het begin als aan het einde van het project nog steeds verschillende perspectieven waren op hoe participeren en ondernemen zich nu precies tot elkaar moeten verhouden. Voor mij weerspiegelt die relatieve onduidelijkheid ook de complexiteit van het veld als geheel, en waar we eigenlijk naartoe aan het werken zijn. Op bepaalde manieren zit het huidige systeem van ondersteuning en werk en dergelijke in brede zin vast. Er is echt ruimte nodig voor transitie en sociale innovatie in dit veld. We moeten blijven experimenteren.”

Tot slot, Anna, hoe zie je de toekomst van dit soort projecten waarin het overhevelen van gemeentelijke publieke dienstverlening naar burgerinitiatieven gestalte moet krijgen?

“Terugkijkend op het fieldlab constateerden we samen met de gemeentelijke partners dat de daadwerkelijke uitvoering van collaborative governance in deze stadsbrede omgeving nog te ambitieus was, ondanks de wens om volgens dit principe te werken aan het vormgeven van ondernemend participeren vanuit de wijk. Lokaal op wijkniveau is het echt kansrijk. Het is, zoals ook in onderzoek in andere steden naar voren kwam, het meest natuurlijk om aan te sluiten op de dynamiek van de wijk en daar gericht op te investeren. Partners weten elkaar daar het beste te vinden.”


Phlip Korthals Altes

Mbarka N'Bir over Stichting Aminah
Stichting Aminah was een van de initiatieven die een voorstel heeft ingediend voor de challenge ‘Ondernemend participeren vanuit de wijk’, die ze uiteindelijk ook hebben gewonnen. Gevestigd in West onder het metrostation De Vlugtlaan, zetten de trekkers Safia el Kintaoui en Mbarka N'bir zich in voor emancipatie, integratie en participatie. Met de drie pijlers Ambacht, Zorg en Catering zorgen ze ervoor dat buurtbewoners laagdrempelig het centrum binnen kunnen wandelen om de beweging te maken van droom naar doel en te werken aan talentontwikkeling. De naaicursus is een typisch voorbeeld van een ambacht waarbij vrouwen uit de wijk bijeenkomen om een aantal uren te naaien en hun talent verder te ontwikkelen. Via deelname aan de challenge wilde stichting Aminah zich als sociale firma ontwikkelen om zelf inkomsten te genereren middels verkoop van onder andere ambachtelijke producten.
Ook sinds de maatschappij op veel vlakken is stil komen te staan door het coronavirus, heeft de stichting hard doorgewerkt om de bewoners te kunnen ondersteunen. We hebben onder meer gesproken met Mbarka en Safia over hun inspanningen over de afgelopen maanden en hebben we een kijkje genomen in het naaiatelier. Sinds een aantal weken verkoopt de stichting zelfgemaakte mondkapjes. Mbarka vertelt over de rol die de informele partijen in de wijk de afgelopen maanden hebben gehad: ‘’Met corona heeft de formele zorg zich vrij abrupt teruggetrokken waardoor veel mensen in de knel kwamen. Velen waren op zichzelf teruggeworpen, kregen last van relatieproblemen en de spanningen binnen de thuissfeer namen toe. Er werd in ene veel beroep gedaan op de informele organisaties. In het begin namen we alleen de signalen op en hadden we een luisterende oor, maar op een gegeven moment zochten we de hulp onder elkaar met andere initiatieven in de wijk om de mensen op afstand te ondersteunen. We werden ook als het ware een intermediair. De gemeente hebben we ingelicht over het gebrek aan apparatuur bij huishoudens waardoor thuisonderwijs niet georganiseerd kon worden. Als treintje heen en weer is ons aanbod dat we al hadden in deze periode verdubbeld en geïntensiveerd.’’
Maartje Bos over de Grubbehoeve
“Met de Grubbehoeve in Zuidoost, het initiatief waar ik nu aan verbonden ben, zijn we met steun van stadsdeel Zuidoost verder gegaan met Ondernemend Participeren. We hebben een pilotproject ontwikkeld dat in september van start gaat. We bestaan uit een team van ondernemers uit de wijk en we brengen allemaal onze eigen ervaring en expertise mee. En natuurlijk alle geleerde lessen vanuit het fieldlab. Op basis van deze ervaring en inzichten kiezen we voor een passende en vernieuwende opzet. Voordat ik bij het fieldlab Ondernemend Participeren vanuit de Wijk betrokken raakte, heb ik als community builder en facilitator samen met ondernemende bewoners een coöperatie opgebouwd gericht op kleinschalig ondernemen vanuit de bijstand. De nadruk bij dit project lag in eerste instantie op community building en vergroten van betrokkenheid en organisatiekracht in de wijk. Vanuit deze insteek was het programma heel vrijblijvend en laagdrempelig. Daar zit ook een grote kracht om initiatieven te laten ontstaan. Inmiddels kiezen we bij Grubbehoeve wel voor een minder vrijblijvende benadering. We gaan aan de slag met bewoners die serieus stappen willen maken, hoe klein die ook zijn. Dus we vragen wel degelijk commitment. Daarnaast vinden we de samenwerking met WPI heel belangrijk, zodat de klantmanagers kunnen meebewegen met het experiment en de pilot. We moeten blijven bouwen aan vertrouwen tussen WPI klantmanagers, de bewoners, ons als initiatiefnemers en het stadsdeel. Dit zal zeker spannend worden, maar wij vinden het belangrijk om die verbinding en samenwerking te blijven aangaan. Zodat er ruimte komt in het systeem om beweging te brengen in de transitie die nodig is.
Phlip Korthals Altes over Het Productiehuis
Het Productiehuis is een voorbeeld van een initiatief dat betrokken was bij het programma Ondernemend Participeren. Het initiatief is al sinds 2014 actief in Amsterdam-West en later ook in Noord. Het Productiehuis is een zogenaamde netwerkorganisatie, die ZZP’ers koppelt aan bewoners die initiatief nemen voor de buurt. Samen met hen wordt nagegaan hoe zij op een ondernemende wijze tot een passend verdienmodel kunnen komen. De bewoners worden gecoacht op alle aspecten van het ondernemend handelen. Het is de bedoeling dat na verloop van tijd de coach niet meer nodig is. Bij Het Productiehuis zijn onder andere deelnemers op sociaal vlak actief in de wijk. Bijvoorbeeld een bewoner die de stuwende kracht is achter het sociaal spreekuur en de computercursus in een buurthuis in West. “We hebben geen fysieke locatie, maar het ‘huis‘ is voor ons een metafoor”, vertelt Phlip Korthals-Altes die als projectleider aan Het Productiehuis is verbonden. “Wij, de betrokken mensen, zijn zelf het huis en bieden elkaar zo een beschutte omgeving. Je kunt je ontwikkelen van het souterrain - waar je hulp vindt - via de begane grond naar de eerste verdieping - waar je werkt aan je eigen plannen. Iedereen op zijn of haar eigen manier. Geld verdienen als zzp’er of in een vaste baan is het perspectief, maar de weg daar naar toe verschilt voor iedereen”. De kracht van de methode van Het Productiehuis zit hem in de tijdsduur en flexibiliteit van de begeleiding. “Wij hebben meer speelruimte dan bijvoorbeeld de formele begeleidingstrajecten van de gemeente’’, vertelt Phlip. “Mensen vanuit een zwakke positie begeleiden naar ondernemend handelen en verdienen kost heel veel tijd en vereist het mogen nemen van kleine stapjes. Een langzame route is de weg”. Voor veel van de mensen die Het Productiehuis begeleidt, geldt dat de formele trajecten niet aansluiten bij hun praktijk in de buurt. Zij kunnen afgeschrikt worden door de eisen die vanuit de begeleidende instantie aan hen worden gesteld. Voor hen is het meer informele traject van Het Productiehuis een welkom alternatief voor de gemeentelijk programma’s op dit terrein.